Page 29 - Ervaren groepsleider
P. 29
Pagina 29
die je observeert, bijvoorbeeld als observator van een vergadering, is het be-
schrijvende karakter van observatie wenselijk en vaak ook onoverkomelijk.
3. De gewenste gegevens:
Als je weet wat je wilt observeren, en welke posities je (subjectief) inneemt,
wordt het tijd om te bepalen welke gegevens je wilt inwinnen tijdens de observa-
ties. Welke soorten gegevens kun je zoal inwinnen? Gegevens over de frequentie
van gedrag. Bijvoorbeeld: Hoe vaak gaat een persoon in een 'gesloten' houding
zitten? Gegevens over de duur van gedrag. Bijvoorbeeld: Hoe lang blijft een per-
soon in een 'gesloten' houding zitten? Gegevens over de intensiteit van gedrag.
Bijvoorbeeld: Hoe sterk is de 'gesloten' houding? Zijn zowel de armen, als ook de
benen gekruist? Of alleen de voeten? Gegevens over de richting van gedrag. Bij-
voorbeeld: Neemt de persoon een 'gesloten' houding aan wanneer hij door een
bepaald persoon wordt aangesproken? Gegevens over de afwisseling van gedrag.
Bijvoorbeeld: Neemt een persoon, meerdere, en welke, houdingen aan? Waaruit
bestaat de vocabulaire van de lichaamstaal van een persoon?
4. De registratie:
Hoe en wat leg je vast naar aanleiding van je observatie? Voordat je aan een ob-
servatieopdracht kunt beginnen, dien je een keuze te maken ten aanzien van de
registratie. Hoe leg je de ingewonnen gegevens vast? Je kunt dit doen door ge-
bruik te maken van transcripties (=zuivere registratie methoden, zoals audio-
en/of video-opnamen). Of door een letterlijk schriftelijke weergave van wat er is
gezegd. Of door gebruik te maken van protocollen (=beschrijving van een gebeur-
tenis, een situatie of een handeling, zoals verslagen en rapportages).
5. Lichaamstaal:
Op welke aspecten van de lichaamstaal wil je tijdens de observatie alert zijn?
Let je in het bijzonder op de oogbewegingen? Of juist op het territoriumgedrag?
Het voetenwerk? De gebaren? De mimiek? Of de relatie van de verbale en de
non-verbale communicatie?
6. Verwerking van de gegevens:
Hoe wil je de observatiegegevens verwerken, met als doel om het interpreteren
en het trekken van conclusies te vergemakkelijken? Je kunt de ingewonnen ge-
gevens verwerken in een of meerdere sociogrammen, schema's, turflijsten of het
vergelijken en/of samenvoegen van bepaalde handelingen, gedragingen of ge-
beurtenissen.
7. Interpretaties en conclusies:
Wanneer je de gegevens hebt verwerkt in een of meerdere sociogrammen,
schema's, turflijsten of in een verslagvorm, probeer je om aan de hand van de
observatieopdracht de niet ter zake doende gegevens te verwijderen.
Opmerking: de gegevens die niets met de opdracht hebben uit te staan worden buiten
de interpretaties en conclusies gehouden. Vervolgens ga je de resterende gegevens be-
noemen, vergelijken en/of samenvoegen en op waarde schatten. Met andere woorden:
iedere waarneming voorzie je van een etiket, dat duidelijk aangeeft wat de kern van
deze waarneming is. De waarnemingen ga je met elkaar vergelijken. Wat zijn de ver-
schillen en de overeenkomsten? Gelijksoortige waarnemingen die met elkaar in ver-
band staan ga je samenvoegen, dan wel scheiden van minder relevante waarnemin-
gen. Je gaat aan de verworven waarnemingen een betekenis toekennen. Je geeft dus
aan welke waarde deze waarnemingen bezitten ten aanzien van de observatieop-
dracht. Een interpretatie van een waarneming formuleer je in een krachtige stelling.
Vervolgens ga je de stellingen relateren aan de onderzoeksvraag of hypothese. Hieruit
trek je je conclusies.