Page 103 - Beginnende groepsleider
P. 103

Pagina 103



                Gedraag je jezelf onder-persoonlijk, over-persoonlijk of persoonlijk binnen de groep?

          4.    Wat is de aard van het leiderschap?
                Formeel of informeel?

          5.    Welke functies en taken zijn van essentieel belang binnen het leiderschap van de groep?

          6.    Beschik je over voldoende kwaliteiten en capaciteiten?
                Kun je gestalte geven aan de gevraagde taken en functies van groepsleider?

          7.    Welke doelstellingen heeft de groep zichzelf gesteld?

          8.    Hoe denk je die doelstellingen te verwezenlijken?
          9.    Welke ervaringen heb je op het terrein waar binnen de groep actief is?


          10.  Hoe zijn de rollen en posities binnen groep over de groepsleden verdeeld? Welke rol en posi-
                tie vervul jezelf binnen de groep als leider?
                Dit kun je onder andere achterhalen door gebruik te maken van een sociogram of van de rollen-
                lijst.



                     Opmerking: het zal je niet zijn ontgaan, dat wanneer je iemand bent die autocra-
                     tisch gedrag binnen een groep vertoont, je geen voorliefde voor het laissez-faire
                     leiderschap koestert. Met andere woorden: door de bovenstaande tien punten te
                     beantwoorden, ontstaat er een unieke combinatie van eigenschappen, die van jou

                     de groepsleider maken die je momenteel bent. Doe jezelf niet te kort door al tevre-
                     den te zijn met het stempeltje: ’democratisch leider’, op je voorhoofd. Probeer het
                     'stempeltje’ te onderbouwen en te verklaren vanuit je eigen persoonlijkheidsstruc-
                     tuur, de groepsdoelstelling en de groepssamenstelling!



          3.10. Groepsnormen en afwijkend gedrag


          Wat is een groepsnorm? Een groepsnorm is een afspraak tussen groepsleden waarin is vastgelegd,
          hoe een groepslid zich in de groep dient te gedragen. En welke verwachtingen de groepsleden ten
          opzichte van elkaar hebben.



          3.10.1. Hoe ontstaan groepsnormen?
   98   99   100   101   102   103   104   105   106   107   108